Eén tram, vijf kilometer

Naar huis met tram 32 na een avond au journal – in het Noordstation zaten een paar mensen en hun zakken wezenloos naar de vloer te staren, in De Brouckère stond iemand te kotsen, in Lemonnier smolten drie mensen heroïne op een blaadje aluminium, in Midi schopten twee beschonken kerels tegen het karton waarmee een man zich een bed gebouwd had, een in een rij van vele, ze wezen naar hem en riepen naar hem, het speeksel vlokte uit hun mond.

En dat is nog maar het topje van de ellende – één tram, vijf kilometer, twintig minuten in deze stad van tientallen trams, honderden kilometers en een eindeloze sliert tijd die ons allemaal voortjaagt tot het moment dat ze ons de keel afknijpt. Hoe kan iemand ooit nog slapen?

Regen

“Haten mensen Brussel omdat het de hele tijd regent, of haat de regen mensen omdat ze in Brussel wonen?” Dat vraagt de expat die hier net gearriveerd is zich al eens af, vertelt hij.

“Wanneer het in Ierland regent, vind ik daar een zekere schoonheid in: de schittering van de velden, de geur van dampende aarde, de kraakverse helderheid van de lucht”, gaat hij verder. “Maar als het regent in Brussel, worden alle dingen die ik al haat gewoon nat.”

De herfst is hier. Zo kwaad als mijn nieuwe kennis heb ik het niet, de buien spoelen de tonnen hondenstront van de straten. Misschien word ook ik knorrig naarmate de koude inzet. De chauffage weigert dienst, nu al warm ik mijn handen aan de blazer van mijn laptop. En toch – nergens anders ben ik thuis.